De huisarts die telkens ‘rust’ voorschrijft omdat hij weet dat ik genoeg doe. De arbeidsarts die mijn lijf vooral ademruimte gunt. De paramedisch therapeut die een driedaagse cursus volgt in de hoop dat de polyvagaal theorie iets biedt. De neuroloog-assistent die mijn verhaal aanhoort, knikt, en zegt: “U moet leren filteren.” De revalidatiearts die waardering uitspreekt voor mijn doorzettingsvermogen. Wat moet een psycholoog eigenlijk met iemand zónder onverwerkt jeugdtrauma? Geen verwaarlozing, geen chaos, alleen een lichaam dat het heeft begeven; hoe onhandig! Dus daar zit ik dan, met een stabiele psyche en een kapot lijf. “We kunnen wel oefenen in acceptatie” wordt er geopperd. En dat doe ik dan maar. Tegenwoordig probeer ik ruimte te vinden tussen de verliezen. Zie het als een soort opruiming in een leeg huis; hier en daar valt er nog wat te halen.
Deze professionals menen het oprecht. Ze luisteren naar mijn longen, ademhaling, hart, reflexen. Ze bestuderen bloedwaarden, bellen zelfs rond middernacht om me gerust te stellen. Ze verwijzen door, zonder onnodige testen of uitputtende gesprekken. Ze willen helpen. Maar tussen willen en kunnen gaapt een ravijn en daar val ik keer op keer in.
Soms struikel ik al vóór het ravijn. Bij de alleskunner die hoogmoedig een veelbelovende methode op me loslaat. Je kent ze wel: de zorgverlener die je een sessie in slingert die voelt als een kermisattractie. Alles flikkert, draait en piept terwijl je je grenzen aangeeft, maar toch gedwongen wordt deze te overschrijden. Het heet dan “lichter leren omgaan met je klachten” of “jezelf uitdagen om de dingen anders te doen.” En hoewel het vast ergens goed voor is, verandert potentie in frustratie. Met als gevolg: griepachtige symptomen en wekenlange slapeloosheid. Van goede bedoelingen krijg ik helaas geen stabielere hartslag.
Genezing is en blijft mijn kompas, ook als de route kronkelend, vaag of eindeloos lijkt. Tegenwoordig moeten behandelingen ‘aantoonbaar rendabel’ zijn, al weet niemand precies wat dat betekent. En dat maakt het des te complexer om betekenis te geven aan chronisch ziek zijn: als je lichaam je belemmert om te voldoen aan de gangbare maatstaven van nut, productiviteit en herstel, schuurt je bestaan al snel langs de randen van de zorgzame samenleving. En dus bevind ik me op het snijvlak van oprechte zorg en goedbedoelde onzin. Tussen ziekte en herstel blijf ik hopen op dat ene zinnige antwoord dat mijn lichaam wél begrijpt.